De hart-kenmerken van hoogbegaafdheid op school: Is deze leerling wel hoogbegaafd???
Je hebt een leerling in de klas dat moeite heeft met op zijn stoel zitten, op ongepaste momenten door de klas loopt en door de klas heen roept. De resultaten zijn onder de maat en deze leerling is totaal niet gemotiveerd om iets te maken. Deze leerling is onderzocht en komt hoogbegaafd uit het onderzoek. Hoe kan dat nou? In de klas zie je totaal geen kenmerken van hoogbegaafdheid en jij denkt zelfs eerder aan ADHD. We hebben regelmatig contact met leerkrachten die twijfelen aan de hoogbegaafdheid en een andere diagnose vermoeden. Nu kan er in dit geval uiteraard sprake zijn van een andere diagnose, maar ook hoogbegaafdheid kan dit gedrag veroorzaken. Hoogbegaafde leerlingen zijn niet altijd gemotiveerde leerlingen die hoge cijfers halen. Als alle kenmerken van het model van Duran genoeg aandacht krijgen op school, zullen hoogbegaafde leerlingen zeker gemotiveerd kunnen zijn en halen sommige leerlingen hoge cijfers. Zelfs dan staat hoogbegaafdheid niet gelijk aan hoge schoolresultaten. Als een van de kenmerken van het model van Duran uit balans is, kan dit ervoor zorgen dat een leerling storend gedrag gaat vertonen en mogelijk gaat onderpresteren.
Veel ouders en leerkrachten weten inmiddels dat hoogbegaafde kinderen cognitieve uitdaging nodig hebben. Wanneer deze opdrachten tevens creatief zijn en voldoen aan de taxonomie van Bloom, krijgen de hoofdkenmerken van het model van Duran voldoende aandacht op school. In dit artikel wordt besproken wat de hartkenmerken van het model van Duran ook alweer precies zijn en worden enkele tips gegeven hoe je deze aandacht kan geven op school.
Hoogbegaafde kinderen verwerken zowel interne als externe prikkels anders. Deze prikkelgevoeligheden worden in het model van Duran intensiteiten genoemd. Intensiteiten worden in de wetenschap ook wel ontwikkelingspotentieel genoemd en worden veroorzaakt door een zenuwstelsel dat anders afgesteld staat (Dabrowski, 1972; Piechowski, 1991). Prikkels worden anders en dieper verwerkt dan bij anderen, waardoor deze kinderen vaker, langduriger en intenser reageren op prikkels dan anderen. De intensiteiten zorgen ervoor dat een hoogbegaafd kind (maar ook een hooggevoelig kind), over het algemeen meer tijd en rust nodig heeft en eerder overprikkeld, maar ook onderprikkeld kan raken. Er zijn vijf soorten intensiteiten: de psychomotorische, de intellectuele, de sensorische, de beeldende en de emotionele intensiteit. De intellectuele, beeldende en emotionele intensiteit zien we bij alle hoogbegaafde kinderen terug. De psychomotorische en sensorische intensiteit zien we bij sommige wel en bij sommige hoogbegaafde kinderen niet. Hooggevoelige kinderen laten met name een sensorische en emotionele intensiteit zien.
Een kind met een psychomotorische intensiteit heeft een hoog energieniveau. Dit kan zich uiten door een grote beweeglijkheid, snel praten, impulsiviteit en competitiviteit. Deze kinderen vinden het moeilijk om stil te zitten en hebben vaak minder slaap nodig dan andere kinderen. Op het moment dat deze intensiteit te weinig aandacht krijgt, kunnen kinderen zich uiten door overdreven veel praten, impulsieve acties, zenuwachtig gedrag (zoals tics) en clownesk gedrag. Het is met name belangrijk dat deze kinderen ruimte krijgen om hun energie te kunnen uiten. Ze hebben het nodig om te kunnen bewegen, dus het van belang dat je samen met deze kinderen een bewegingsplan opstelt. Daarnaast kan een andere houding op een stoel of staand werken heel fijn zijn voor deze kinderen. Zolang het niet storend of gevaarlijk is, adviseren wij dan ook om dit toe te staan.
Kinderen met een intellectuele intensiteit hebben een intellectuele honger, waardoor ze veel vragen stellen, nieuwsgierig zijn, analytisch denken en een grote concentratie hebben bij interesse. Deze intensiteit kan zich uiten door alles te willen analyseren, observeren, kritisch zijn, perfectionistisch zijn en het ontwikkelen van nieuwe ideeën. Op het moment dat deze intensiteit te weinig aandacht krijgt, kunnen kinderen zich uiten door extreem kritisch en perfectionistisch te zijn. Tevens kan de focus op morele vraagstukken het kind tot wanhoop drijven door zijn hulpeloosheid. Hierbij kan je een kind helpen door manieren aan te bieden om ethisch en maatschappelijke bezig te zijn vanuit morele en ethische kwesties. Dit geeft hen gelegenheid te tonen dat ze iets kunnen doen om te helpen, zelfs al is het op een beperkte manier, om problemen van de samenleving en de wereld aan te pakken. Kinderen kunnen bijvoorbeeld plastic flessen verzamelen tegen de ‘plastic soep’ en daarmee ook statiegeld ophalen voor het goede doel. Bied het kind verder verrijkingsopdrachten aan, zodat de intellectuele honger gestild kan worden. Hou daarnaast wel altijd ruimte voor humor.
De sensorische intensiteit is een gevoeligheid voor het zintuigelijke en esthetische vermogen. Dit betekent dat deze kinderen eerder last kunnen ervaren van zintuigelijke prikkels, zoals geluiden, fel licht en aanraking. Daarnaast kunnen ze juist ook sterk genieten van zintuigelijk waarnemingen, zoals natuur, muziek, kleur en kunst. Op het moment dat deze intensiteit te weinig aandacht krijgt, kunnen kinderen zich uiten door prinsessengedrag en veel aandacht willen hebben. Bij deze kinderen kan je het beste samen bekijken van welke prikkels ze last ervaren en wat je daaraan kan doen. Een koptelefoon helpt bijvoorbeeld voor veel kinderen, maar er zijn ook kinderen die deze koptelefoons niet lekker vinden zitten. Het is daarom vooral van belang dat je in overleg met de kinderen blijft. Waar deze kinderen ook vaak van genieten is drama of toneel. Opdrachten gericht op dit thema is dus ook helpend voor deze kinderen.
Kinderen met een grote beeldende intensiteit hebben een groot voorstellingsvermogen en grote verbeeldingskracht. Dit zijn kinderen die bijvoorbeeld dagdromen, veel gebruik maken van beelden in hun taal, inventief zijn en een imaginair vriendje hebben. Op het moment dat deze intensiteit te weinig aandacht krijgt, kan het zijn dat het kind werkelijkheid en fantasie niet meer kan scheiden en heftige dromen of angsten heeft. Voor deze kinderen is het belangrijk dat er ruimte is voor hun fantasie in opdrachten en dat ze bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van het maken van mindmaps in plaats van aantekeningen. Hun verbeeldingskracht kunnen ze ook inzetten voor het bedenken van oplossingen.
Tot slot hebben hoogbegaafde kinderen een emotionele intensiteit. Dit houdt in dat hoogbegaafde kinderen complexe en intense emoties hebben en zeer sterk aanvoelen hoe anderen zich voelen. Ze leven sterk mee met mensen en kunnen sterk gehecht zijn aan personen, dieren of plaatsen. Een herkenbaar kenmerk van deze intensiteit is het grote rechtvaardigheidsgevoel. Deze intensiteit uit zich niet altijd op school, maar wel in de veilige thuisomgeving. Het is dus belangrijk om signalen vanuit de thuissituatie hierbij serieus te nemen. Op het moment dat deze intensiteit te weinig aandacht krijgt, kunnen kinderen zich uiten door psychosomatische klachten en depressieve gevoelens. Het is belangrijk dat deze kinderen zich begrepen, gezien en gehoord voelen op school. Dit kan door een wekelijks gesprekje met de leerkracht of een andere vertrouwenspersoon op school. In dit gesprek kan het kind zijn of haar gedachten kwijt zonder dat de ander hierover oordeelt. Het allerbelangrijkste is dat het gevoel geaccepteerd wordt, hoe intens ook.
De intensiteiten van hoogbegaafde kinderen zijn onderdeel van hun persoonlijkheid. Het kan zorgen voor over- en/of onderprikkeling, wat tot uiting kan komen in bepaald (negatief) gedrag. Het is belangrijk om voorbij het gedrag te kijken en op zoek te gaan naar de oorzaak. Op het moment dat een kind overprikkeld is, heeft praten weinig zin. Laat eerst de prikkels zakken op een rustplek en maak samen een plan hoe dit een volgende keer voorkomen kan worden. De intensiteiten kunnen lastig gedrag veroorzaken, maar ze kunnen ook zeker als kwaliteiten worden gezien. De intense manier waarop deze kinderen kunnen genieten van schoonheid, vreugde en liefde is inspirerend om te zien en mee te maken.
Het is een taak van ouders en van leerkrachten om deze kinderen te helpen om te leren gaan met de intensiteiten en ze ervan bewust te maken wat voor effect hun gedrag heeft op anderen. Maar vergeet daarbij ook zeker niet de positieve kanten van deze intensiteiten!
Dabrowski, K. (1972). Psychoneurosis is not an illness. London: Gryf.
Piechowski, M.M. (1991). Emotional development and emotional giftedness. In N. Colangelo and G.A. Davis (Eds.), Handbook of gifted education (pp. 285-306). Boston: Allyn and Bacon.